UWV gaf vorige week aan dat het gemiddelde premiepercentage WGA in 2017 stijgt van 0,71% naar 0,74%. Het gemiddelde premiepercentage ZW-flex daalt van 0,36% naar 0,35%. Die percentages zeggen echter niet zo veel, concludeert Aon. De sectorale en individuele verschillen zijn groot.
Hoewel de UWV-premies gemiddeld genomen ongeveer gelijk blijven, stijgt bijvoorbeeld de premie in de elektrotechnische industrie met meer dan 50%. Ook havenbedrijven, waarvan zo’n 2.000 werkgevers verzekerd zijn bij het UWV, gaan volgens de analyse van Aon fors meer betalen. Hun premies stijgen volgend jaar met 15%. Er zijn ook werkgevers die juist minder premie gaan betalen. Bijvoorbeeld in de textielindustrie, waar de premies voor het derde jaar op rij flink dalen – dit keer met ongeveer 30%.
“Iedere werkgever moet zelf goed kijken wat de nieuwe premies voor zijn portemonnee betekenen”, aldus Daniel Rijnbeek, Managing Consultant bij Aon Nederland. “Lezend tussen de regels door, blijkt dat UWV de komende jaren een premiestijging van ongeveer 35% voorziet. Verzekeraars moeten die stijging nu al verrekenen in hun premies.” Daarmee geeft hij tevens een verklaring voor het beeld dat in de markt is ontstaan dat de private verzekeringspremies lijken te stijgen, terwijl grote werkgevers gemiddeld genomen in 2017 evenveel premie aan UWV betalen als dit jaar.
Werkgevers betalen een premie aan UWV voor de uitkeringen aan ex-werknemers die in de Ziektewet komen en voor de uitkeringen van arbeidsongeschikte werknemers. Voor die laatste groep zijn werkgevers tot wel 10 jaar financieel verantwoordelijk.
De afweging om bij UWV te blijven of een private verzekering af te sluiten, moet volgens Rijnbeek meer zijn dan alleen een vergelijking van premies. “Zo schept de keuze voor een private verzekering niet alleen extra administratieve verplichtingen, maar wordt de werkgever ook verantwoordelijk voor de begeleiding van arbRijnbeekeidsongeschikten. Werkgevers moeten een gedegen afweging maken tussen de kosten en de baten van UWV en een private verzekering, zowel in termen van premies en uitvoeringskosten als in langetermijnlasten.”