‘Sparende huiseigenaar belemmerd bij oversluiten’ kopte de Telegraaf begin deze maand. In het artikel geeft de krant aan dat consumenten met een beleggings- of spaarpolis belemmerd worden om hun hypotheek over te sluiten of een ander huis te kopen. Ze zouden hiervoor geld moeten bijlenen, terwijl ze de middelen gewoon hebben. Wij gingen op onderzoek uit: is dat ook echt zo? ”De soep wordt niet zo heet gegeten als die wordt opgediend,” analyseert Dennis van Lieshout het stuk. Hij is Directeur en Erkend Hypothecair Planner bij de Hypotheekshop Eindhoven.
‘Verstrikt in spaar- of beleggingshypotheek.’ Zo kopt de Telegraaf begin juli. In het artikel wordt de volgende situatie omschreven: ‘Om de hypotheek bij een andere bank te kunnen oversluiten, moet eerst de huidige hypotheek worden afgelost. Daarvoor willen veel oversluiters hun beleggings- of spaarpolis gebruiken, maar dat mag vaak niet.’
Een voorbeeld maakt duidelijk wat de auteur bedoelt: ‘Stel dat de woning een waarde heeft van 250.000 euro. De hypotheek op het huis bedraagt 275.000 euro en de waarde van de spaarpolis is 25.000 euro. Bij veel geldverstrekkers kan de polis pas worden afgekocht als de hypotheek volledig is afgelost. De consument die zijn hypotheek wil oversluiten, komt dus 25.000 euro tekort om de complete hypotheek af te lossen. Dat geld zit immers nog vast in de polis.’ De auteur geeft aan dat de klant nu meer moet lenen dan nodig is, terwijl het geld er wel is: het zit in de polis. Maar die kunnen ze pas na aflossing van de hypotheek verzilveren en vaak gaan daar weken tot maanden overheen.’
Alternatieve oplossing ook mogelijk
Dennis van Lieshout van de Hypotheekshop Eindhoven plaatst zijn kanttekeningen bij het stuk: “Allereerst, als het inkomen van de klant en de waarde van de woning voldoende hoog zijn, dan doet dit probleem zich sowieso niet voor. We zorgen er dan voor dat het achteraf vrijgekomen kapitaal boetevrij kan worden afgelost op de nieuwe lening. Daarnaast gaat het artikel voorbij aan de mogelijkheid om de bestaande polis te wijzigen of fiscaal voort te zetten in een ander (spaar)product – wat een andere en ook een betere optie kan zijn.
Bovendien is er nog een andere oplossing als de beste en enige optie is om de poliswaarde vóór oversluiten te moeten aanwenden: “Je stapt naar de huidige bank en verzoekt om mee te werken aan het beëindigen van de polis, met als doel om de bestaande lening alvast met 25.000 euro te verlagen. Uit verpande producten mag dit veelal boetevrij. Het resterende (lening)deel moet je dan omzetten naar een annuïtaire of lineaire lening. Dat is geen probleem, want dat is maar voor een korte periode. Aan die oplossing werken geldverstrekkers mee. Dit kost weliswaar tijd, maar ná de oversluiting afkopen en aflossen kost ook tijd.”
Van Lieshout heeft wat moeite met de toon die de auteur hanteert. “De insteek is vaak ‘waarom doen banken zo moeilijk? Waarom zitten de banken de consument dwars? Is dit in het klantbelang? De geldverstrekker heeft echter ook rechten en een belang. Als het geld vooraf verrekend moet worden, dan moet de bank dat bedrag voorfinancieren. Ze hebben een hypothecair recht op 275.000 euro en krijgen vooralsnog maar 250.000 euro via de notaris terug. Die laatste 25.000 euro moet dan achteraf uit de polis worden vrijgemaakt. Dat is ook de reden dat veel geldverstrekkers dit niet of alleen toestaan als de polis binnen het eigen concern is afgesloten.’’