Coalitieonderhandelingen zijn in veel gemeentes in volle gang. De woningnood is daarbij een hete aardappel, die sommige partijen liever aan zich voorbij laten gaan. Wat is het gevolg van de winst van lokale partijen op het woningbouwbeleid?
De lokale partijen zijn bij de recente gemeenteraadsverkiezingen groter geworden dan de vier grootste landelijke partijen bij elkaar. Al sinds de jaren negentig groeien de ‘lokalo’s’ gestaag, schrijft NRC. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat lokale partijen vooral groot worden door zich af te zetten tegen de landelijke politiek. Zij zijn ‘anders’ en weten beter wat er lokaal speelt, is daarbij de argumentatie.
Aansluiting
Hypotheekadviseur en bestuurslid van CDA Schagen en ex-raadslid voor die partij Arco Kleimeer maakt zich zorgen over het verschil tussen lokale en landelijke partijen. “De opkomst van lokalen is geen slechte zaak, enkelen ontwikkelen zich snel en positief. Ze zijn bovendien steeds beter georganiseerd. Dat komt allemaal ten goede aan de balans tussen lokaal en landelijk. Maar lokale partijen missen wel vaak aansluiting met de provincie, het Rijk en zelfs met de EU. Daar worden toch cruciale besluiten genomen omtrent bouwen.”
Met name eenmansfracties en partijen die groot zijn geworden op 1 thema ondervinden dit netwerknadeel. “Zij kunnen zich simpelweg niet met alles bezighouden, wat ook ten koste van de aandacht voor bouwen gaat.”
In het regeerakkoord is vanwege het woningtekort afgesproken dat er 100.000 woningen per jaar gebouwd moeten worden. Minister van Volkshuisvesting Hugo de Jonge maakte onlangs bekend dat vanaf 2024 de nieuwe doelstellingen kunnen worden gehaald. Uiteindelijk moeten er in totaal een miljoen woningen gebouwd worden. De regie hiervan ligt bij het rijk, de provincies spelen een cruciale rol, en ook gemeentes moeten meebeslissen. Zelfs adviseurs spelen een rol, zegt Kleimeer. “De voelsprieten moeten overal uitgestoken worden om een goed beleid te hebben.”
Omgevingswet
Bovendien krijgen gemeentes het steeds drukker. Jeugdzorg, voorzieningen en de energietransitie ligt op hun bord. Per 1 januari 2023 wordt ook de Omgevingswet van kracht. Met die wet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. Daardoor moet het makkelijker worden om bouwprojecten te starten, vooral in grotere steden.
Kleimeer ziet dat lokale partijen roepen dat ze betere voelsprieten hebben in de regio en weten wat een dorp of stad nodig heeft. “Maar generaliserend, landelijke partijen zijn beter in het uitvoeren van een langetermijnplan door dat netwerkvoordeel dat zij hebben.” Wat hierbij niet helpt is dat na de afgelopen verkiezing in de tien grootste gemeenten van Nederland tussen de 49 en 58 procent van de verkozen raadsleden als nieuweling binnenkomt. “De collectieve kennis van de raden holt uit”, vindt Kleimeer.
Randvoorwaarden doorslaggevend
Een directielid van een regiosamenwerking tussen diverse gemeenten zegt dat ‘in het algemeen lokalen een wat conservatiever woonbeleid erop nahouden’, maar verwacht niet dat de groei van lokale partijen veel gaat veranderen aan de bestaande woonplannen in de regio. Veel bepalender voor de bouwplannen van gemeenten zijn de randvoorwaarden die het rijk biedt. Denk daarbij aan stikstofbepalingen, steun voor grote infra rondom OV-knooppunten, de ontsluiting van dorps- en stadsharten en natuurcompensatie.
Hypothetisch gezien kunnen bestaande bouwplannen in een nieuwe bestuursperiode worden veranderd of zelfs teruggetrokken, mogelijk na tussenkomt van de rechter. “Dan moet je als gemeente bereid zijn de portemonnee te trekken”, laat een betrokkene bij de gemeente Rotterdam weten. “Die kans is echter gering omdat continuïteit van bestuur zwaar meeweegt.”